Voordat we beginnen met het uitleggen van wat akkoorden precies zijn, is het zinvol dat je weet hoe je akkoorddiagrammen
moet lezen. Het probleem is, dat er geen wereldwijde standaard is afgesproken hoe een akkoorddiagram er precies uit moet zien.
Dat betekent dat u af en toe wat exotische afbeeldingen krijgt te zien, die niet altijd even duidelijk zijn. Onderstaand een voorbeeld
van de manieren waarop een F-akkoord in een diagram kan worden weergegeven.
Er zijn echter wel degelijk spelregels om een akkoorddiagram zo duidelijk mogelijk weer te geven. Onderstaand een compleet
diagram, met alle mogelijke informatie voor de gitaarspeler.
Veel uitgebreide akkoorddiagrammen geven dus een veelheid aan aanwijzingen op welke fret het akkoord gespeeld moet worden,
of er sprake is van een barré greep (dat leggen we verderop uit), hoe de namen van de noten in het akkoord zijn, en met
welke vinger van de linkerhand de verschillende noten het beste "gepakt" kunnen worden.
De afbeelding links laat zien, hoe in de (klassieke) gitaarliteratuur de verschillende vingers van de linker- en de
rechterhand worden aangeduid. De cijfers 1, 2, 3 en 4 van de linkerhand heeft u al kunnen terugvinden in het akkoorddiagram,
en helpen u bij het bepalen van de op de slimste manier spelen van akkoorden.
De duim heeft geen nummer, die wordt in principe achter de hals geplaatst. Sommige gitaristen hebben echter zulke lange
vingers en duimen, dat ze de duim over de hals leggen, om op die manier de laagste gitaarsnaren (lage E, A en D), ook te
bespelen.
In de popmuziek vind je de aanduidingen voor de vingers van de rechterhand alleen maar terug, als je bijvoorbeeld "fingerpicking"
wilt spelen, of het nummer dat je wilt spelen, vereist fingerpicking. Bij de noten op de notenbalk (of bij de cijfers op de
tabulatuur), worden dan de aanduidingen P, M, I of A geplaatst, om aan te geven met welke vinger van de rechterhand de snaar
waarop de noot voorkomt, moet worden gespeeld.
Het systeem dat wordt gebruikt voor de rechterhand notatie noemen we het P I M A systeem: P = pulgar (duim) I = indice (wijsvinger) M = medio (middelvinger) A = anular (ringvinger)
De Spaanse benamingen worden gebruikt omdat de grote klassieke gitaristen en invloedrijke componisten voor de gitaar,
oorspronkelijk van Spaanse origine waren.
Het PIMA acroniem zie je terug in tabulaturen en notenschrift als er bijvoorbeeld een "P" boven een cijfer of noot
staat genoteerd. Dit is een aanduiding dat de desbetreffende noot met de duim van de rechterhand, de "strumming" hand,
moet worden gespeeld. Bij een "M" boven de noot, wordt de middelvinger gebruikt.
We hebben het begrip al even genoemd, de "strumming" of de "tokkel" hand. Dit is de rechterhand, voor de
rechtshandige gitaristen. Er zijn ook linkshandige gitaristen, dus daar is de "strumming" hand uiteraard de linkerhand.
Wat ontbreekt in het PIMA systeem is de pink. In de meeste gevallen van "fingerpicking" spel, wordt de pink niet gebruikt. Vanuit de
klassieke muziek wordt de pink gebruikt als een soort houvast op de klankkast van de gitaar. Daardoor kan de "strumming", of de
"fingerpicking" of "plucking" hand, meer precies en gecontroleerd over de snaren worden bewogen.
Complexe klassieke en popmuziek gebruikt wel de pink om noten aan te slaan, er wordt dan een "C" of een "E" boven het cijfer
genoteerd.
We kunnen dus stellen dat een akkoorddiagram in wezen een grafische weergave is van de gitaarhals (het "fretboard").
De bassnaren van de gitaar (E, A en D) zijn aan de linkerkant en de hoge snaren (G, B en e) aan de rechterkant van het diagram.
Om het onderscheid tussen de lage en de hoge E snaar duidelijk te maken, wordt soms de lage E snaar met een hoofdletter
geschreven, en de hoge E snaar met een kleine letter.
Als je een rechtshandige gitarist bent, vertegenwoordigt het diagram de gitaarhals gerekend vanaf de positie van de kam.
Sommige diagrammen worden in een horizontale lay-out getekend, hetgeen betekent dat het diagram 90 graden tegen de klok
in wordt gedraaid. Deze systematiek wordt overigens weinig gebruikt.
De verticale lijnen vertegenwoordigen de snaren van de gitaar. De horizontale lijnen vertegenwoordigen de frets.
De stippen vertegenwoordigen de plaats van de vingers op de hals. Soms wordt de hoofdnoot weergegeven in een andere
kleur.
In een enkel geval staat er een "X" boven een snaar genoteerd, dat betekent dat de bewuste snaar niet moet worden
gespeeld, deze hoort dan niet in het akkoord thuis. Als er een "O" boven een snaar staat genoteerd, dan moet
deze snaar "open" worden gespeeld, dus zonder dat er een vingerpositie op die snaar wordt gebruikt.
Hiernaast zie je het akkoorddiagram van het C akkoord, waarbij de lage E snaar niet wordt gespeeld (daat staat een "X" boven genoteerd),
en de open snaren G en (hoge) E wel, want daar staat een "O" boven.
Open en Barré akkoorden
Een akkoord is een combinatie van drie of meer verschillende noten gespeeld op hetzelfde moment, meestal ter ondersteuning
van een melodie.
Dit betekent niet dat het spelen van een combinatie van drie of meer noten op de gitaar altijd "muzikaal" zal
klinken. Maar op voorwaarde dat je een combinatie van drie of meer verschillende noten speelt (bijvoorbeeld niet dezelfde
noten op verschillende posities op het fretboard) op hetzelfde moment (bijvoorbeeld "tokkelen"), speel je technisch
gezien een akkoord.
Open akkoorden
De meeste gitaristen zullen beginnen met het leren van akkoorden in een "open" positie. Open positie akkoorden
zijn akkoorden die open snaren bevatten (snaren die niet zijn ingedrukt maar wel worden gespeeld), en worden meestal gespeeld in de top drie
of vier frets volgens het voorbeeld van open F-akkoord aan de linkerkant.
Open akkoorden zijn een belangrijke eerste stap.
De verschillende gitaargrepen helpen bij de ontwikkeling van de vingerkracht, wat weer hard nodig is als je Barré
akkoorden wilt gaan spelen. Veel van de akkoordvormen worden aangepast om barré akkoorden op de hals te zetten, waarbij met
name de open A- en E-akkoordvormen daarvoor worden gebruikt.
Barré akkoorden
Barré akkoorden (ook bekend als gesloten positie akkoorden) bevatten geen open snaren en vereisen over het
algemeen als het ware het beginpunt van de gitaarhals wordt verplaatst naar een fret verder op de hals.
De wijsvinger wordt dan gebruikt om de snaren op die nieuwe positie ingedrukt te houden.
Barré akkoorden zijn over het algemeen een stuk moeilijker te "grijpen" voor beginners, vooral op
de akoestische gitaar (die een bredere hals heeft dan de standaard elektrische gitaar), en vereisen daarom
een stevige vingerkracht en speelbehendigheid.
Er zijn heel veel verschillende manieren om akkoorden te spelen op de gitaar, het bovengenoemde F-akkoord heb je nu op
twee verschillende manieren gezien. Als je een programma als Guitarator Toolbox gebruikt, dan wordt het F-akkoord op basis van zijn
samenstelling naar noten (F, A en C), over de gehele hals "uitgerekend". In het voorbeeld van het F-akkoord krijg je dan tien
verschillende speelwijzen van dit akkoord.
In bijvoorbeeld Reggae muziek zijn Barré akkoorden onontbeerlijk. Als je nog heel veel meer over Barré akkoorden
wilt leren, raadpleeg dan het website onderdeel "Muziekgenres: Reggae".
Je zult er versteld van staan hoeveel mogelijkheden je met Barré akkoorden hebt.
Intervallen en harmonie
De naamgeving van akkoorden is gebaseerd op de grondnoot of grondtoon van het akkoord. In het Engels
heet deze grondnoot of grondtoon een "root note".
Een D Majeur akkoord (in het engels een "D Major") heeft zijn naam gekregen omdat de grondtoon van het
akkoord een D is. Overigens wordt een D Majeur akkoord ook wel een D Grote Terts genoemd.
Voordat we kunnen uitleggen hoe akkoorden opgebouwd worden en waarom die grondtoon ("root") zo belangrijk is, moeten
we eerst door wat taaie muziektheorie heen, met name om de begrippen prime, terts en kwint te snappen, die extreem belangrijk
zijn bij het bouwen van akkoorden.
Prime, terts en kwint zijn de basisingrediënten van bijna elk akkoord. Een akkoord bestaat uit minimaal drie verschillende tonen
die tegelijk klinken. De begrippen prime, terts en kwint hebben te maken met toonsafstanden, waarbij we, ter herinnering,
noemen dat er in totaal twaalf tonen in de Westerse muziek bestaan, waarvan er zeven stamtonen worden genoemd.
Aan de hand van het piano toetsenbord hiernaast, zien we de 7 stamtonen die we kennen: C, D, E, F, G, A en B (daarna beginnen
we weer met C). Uitgebreide informatie hierover vind je onder de menu optie "Muziekleer", we volstaan hier met te
melden dat er hele stappen tussen twee stamtonen zitten (aangeduid met 1), als er een zwarte toets tussen zit. Als er geen
zwarte toets tussen twee tonen zit, bijvoorbeeld van E naar F en van B naar C, dan is er sprake van een ½ stap.
Op je gitaarhals is iedere fret een ½ stap,dus ga je van een C naar een D, dan zit daar volgens het piano toetsenbord een
C♯/D♭ toon tussen, dus moet je 1 hele stap (C naar C♯/D♭ is ½ stap + C♯/D♭ naar
D is ½ stap), oftewel 2 frets op je gitaar opschuiven.
De illustratie hierboven laat zien op welke manier je de stamtonen vanaf een piano toetsenbord koppelt aan de hals van een
gitaar. We hebben in dit voorbeeld de C toon genomen die op de B snaar, eerste fret, begint. We hadden iedere andere C op de hals
als uitgangspunt kunnen nemen, bijvoorbeeld ook de C toon op de 8ste fret van de lage E snaar, of de C toon op 3e fret van
de A snaar.
De 7 stamtonen vanaf het piano toetsenbord naar de gitaarhals zijn met rode lijnen gekoppeld, de tussenliggende halve tonen
zijn door middel van een groene lijn gekoppeld. De blauwe cijferbalk laat zien dat iedere fret exact een ½ stap
verschuiving van een toon is. Even een klein wetenswaardigheidje:
Als je van het begin van de gitaarhals naar boven telt, dus van fret 0 naar fret 22, is iedere halve noot een "is" noot (spreek uit: "ies"), in
het Engels een "sharp". Ga je van fret 22 terug naar fret 0, dan is iedere halve noot een "es", in het
Engels een "flat".
Het notatieteken voor een "is" is ♯
Het notatieteken voor een "bes" is ♭
Soms zie je een teken achter de stamtoon, om aan te duiden dat het geen "is" of een "bes" is, en dat
teken ziet er zó uit: ♮. Dit is de aanduiding voor een natuurlijke toon, in het Engels "natural".
In een tabel ziet dit er als volgt uit (we nemen alle twaalf de tonen, dus de stam- en halve of tussentonen).
Het uitgangspunt is de eerste C die we tegenkomen op de B snaar, net zoals in het voorbeeld hierboven met het koppelen van
het piano toetsenbord aan de frets op de gitaarhals. In de tweede kolom zie je de noot die bij een bepaalde fret op de B snaar
hoort.
De kolommen "Frets →" en "Frets ←" hebben we in de tabel verwerkt zodat je ziet, hoe de toon
op een bepaalde fret genoemd wordt, als je aan het tellen bent van fret 0 (gitaarhals) naar fret 22, of omgekeerd, als je
van fret 22 terugtelt naar 0.
Dus: zit je op fret 5 en tel je terug naar fret 4, dan heet de noot op fret 4 een E♭ (Es), tel je van fret 3 naar
fret 4 (dus omhoog op de hals), dan heet de noot een D♯ (Dis).
Verder is bij iedere noot zowel de Nederlandse als de Engelse schrijfwijze en uitspraak gegeven, waarbij het werken met de notatiesymbolen
♯ en ♭, de voorkeur verdient als je akkoorden gaat opschrijven.
Fret B snaar
Noot
Soort
Frets →
NL
UK
Frets ←
NL
UK
Open snaar
B
stamtoon
niets (of ♮)
B
B (natural)
niets (of ♮)
B (majeur)
B (major)
1
C
stamtoon
niets (of ♮)
C
C (natural)
niets (of ♮)
C (majeur)
C (major)
2
C♯/D♮
halve toon
C♯
Cis
C sharp
D♭
Des
D flat
3
D
stamtoon
niets (of ♮)
D
D (natural)
niets (of ♮)
D (majeur)
D (major)
4
D♯/E♭
halve toon
D♯
Dis
D sharp
E♭
Es
E flat
5
E
stamtoon
niets (of ♮)
E
E (natural)
niets (of ♮)
E (majeur)
E (major)
6
F
stamtoon
niets (of ♮)
F
F (natural)
niets (of ♮)
F (majeur)
F (major)
7
F♯/G♭
halve toon
F♯
Fis
F sharp
G♭
Ges
G flat
8
G
stamtoon
niets (of ♮)
G
G (natural)
niets (of ♮)
G (majeur)
G (major)
9
G♯/A♭
halve toon
G♯
Gis
G sharp
A♭
As
A flat
10
A
stamtoon
niets (of ♮)
A
G (natural)
niets (of ♮)
A (majeur)
A (major)
11
A♯/B♭
halve toon
A♯
Ais
A sharp
B♭
Bes
B flat
12
B
stamtoon
niets (of ♮)
B
B (natural)
niets (of ♮)
B (majeur)
B (major)
Als je duidelijk is, hoe de logica van je gitaarhals qua noten in elkaar steekt (zie anders nog even bovenstaande afbeeldingen),
dan komen we nu tot de volgende stap in de theorie van het naamgeven van akkoorden.
Tussen twee stamtonen zit natuurlijk een bepaalde toonsafstand. Voor elk zo’n interval hebben we een naam. De afstand tussen
een stamtoon en de eerstvolgende stamtoon heet een secunde (zoals van C naar D, of van E naar F). Ofwel, tel je twee letters,
dan heb je een secunde. De afstand van C naar E is drie letters (C – D – E) en heet een terts. Vier letters is een kwart
(C naar F). Hieronder vind je alle belangrijke intervalnamen, met de Engelse benamingen:
Intervalnaam
UK
Afstand van letter tot letter
Prime/grondtoon
root
de toon waarop we beginnen (bijvoorbeeld C)
Secunde
second
eerste naar volgende letter (C – D)
Terts
third
eerste naar derde letter (C – E)
Kwart
fourth
eerste naar vierde (C – F)
Kwint
fifth
eerste naar vijfde (C – G)
Sext
sixth
eerste naar zesde (C – A)
Septiem
seventh
eerste naar zevende (C – B)
Octaaf
octave
eerste naar achtste (C naar eerstvolgende C)
None
ninth
octaaf + secunde (vanaf C niet naar de eerste D, maar naar de tweede)
Grote en kleine terts
Net als van C naar E, wordt bijvoorbeeld ook van E naar G een terts genoemd. Je telt immers drie letters (E – F – G).
Hier is iets vreemds mee aan de hand. Want de afstand E – G is kleiner dan de afstand C – E. Kijk naar de afbeelding van
de pianotoetsen en tel de halve tonen. Tussen C en E zitten vier halve tonen, maar tussen E en G drie halve tonen.
Van C naar E (vier halve tonen) noemen we een grote terts, van E naar G (drie halve tonen) een kleine terts.
Ook de septiem heeft een grote en kleine variant. De afstand C – B is een septiem (zeven letters), net als de afstand
D – C (zeven letters). Tussen C en B zitten echter elf halve tonen (een grote septiem), terwijl er tussen
D en C tien zitten (kleine septiem).
Zo zijn er verder nog de grote en kleine secundes, en grote en kleine sexten. Hieronder meer daarover.
Een belangrijke Opmerking: als je op de C begint en je wilt een kleine septiem maken in plaats van een grote septiem,
maak je van de B een B♭. Het is niet de bedoeling dat je de A verhoogt naar een A♯.
Ja, theoretisch is het dezelfde afstand (tien halve tonen), maar het is erg verwarrend voor de muzikant!
De afstand tussen de letters C – A is namelijk een sext (zes letters), en geen septiem (zeven letters).
Kortom, je telt eerst de letters. Als het nodig is, verhoog of verlaag je daarna de toon om hem "klein" of "groot"
te maken (zonder daarbij van letter te veranderen).
De belangrijkste intervallen
We zetten de belangrijkste intervallen op een rijtje, met de tonen C en A als voorbeeld-grondtonen. En denk eraan: je
telt eerst de letters. Als het nodig is, verhoog of verlaag je daarna de toon om hem groot of klein te maken (zonder
daarbij van letter te veranderen).
Gebruik het pianotoetsenbord of de gitaarhals bovenaan deze paragraaf om het aantal halve tonen te tellen.
Elk van de intervallen heeft een eigen klank. Door er heel veel mee te werken, zul je ze langzaam maar zeker leren herkennen.
Intervalnaam
Letters
Halve tonen
UK
Voorbeelden
Kleine secunde
twee
één
minor second
C – D♭ / A – B♭
Grote secunde
twee
twee
major second
C – D / A – B
Kleine terts
drie
drie
minor third
C – E♭ / A – C
Grote terts
drie
vier
major third
C – E / A – C♯
(Reine) kwart
vier
vijf
perfect fourth
C – F / A – D
Verminderde kwint
vijf
zes
diminished fifth
C – Gb / A – E♭
(Reine) kwint
vijf
zeven
perfect fifth
C – G / A – E
Overmatige kwint
vijf
acht
augmented fifth
C – G♯ / A – E♯
Kleine sext
zes
acht
minor sixth
C – Ab / A – F
Grote sext
zes
negen
major sixth
C – A / A – F♯
Verminderde septiem
zes
negen
diminished seventh
C – B♭♭ / A – G♭
Kleine septiem
zeven
tien
minor seventh
C – B♭ / A – G
Grote septiem
zeven
elf
major seventh
C – B / A – G♯
(Rein) octaaf
acht
twaalf
perfect octave
C – volgende C / A – A
Belangrijke opmerking: Als je een noot ziet met bijvoorbeeld twee mollen (♭♭), dan is die noot extra verlaagd
met nóg een halve toon. Bij de B♭♭ bijvoorbeeld, zoals je die hierboven in de tabel ziet, speel je
daardoor in de praktijk een A.
Akkoorden samenstellen
We gaan weer terug naar de prime, terts en kwint uit de vorige paragraaf. Dit is de basis van de meeste akkoorden.
Hoe bouw je bijvoorbeeld een standaard akkoord op C?
Prime: C
Terts: E (groot) of E♭ (klein)
Kwint (rein): G
Nu een akkoord met D als grondtoon:
Prime: D
Terts F (klein) of F♯ (groot)
Kwint (rein): A
Het maakt niet uit hoe vaak een bepaalde toon in een akkoord voorkomt, het blijft hetzelfde akkoord. In het geval van het
D-akkoord kun je bijvoorbeeld een D spelen, een F♯, een A en nóg een keer de D, een octaaf hoger.
En zo kun je doorgaan: nog een F♯, nog een A, steeds hoger …
Maar het volgende kan ook: D – A – D – F♯ – D, of elke andere opbouw van hoge en lage D’s, F♯’en en A’s
die je kunt bedenken. Een D-akkoord zal altijd perfect samenklinken met ieder ander D-akkoord, ongeacht de opbouw.
Het veranderen van de opbouw heeft alleen invloed op de klankkleur.
Majeur- en mineur-akkoorden
Akkoorden met een kleine terts erin heten mineur-akkoorden. Akkoorden met een grote terts heten majeur-akkoorden.
Er zit een bepaald klankverschil tussen majeur- en mineur-toonladders. Hetzelfde horen we bij majeur en mineur akkoorden.
Een majeur-akkoord klinkt meer open en opgewekt dan een mineur-akkoord. Hier geldt echter dat je het niet te zwart-wit
moet zien. Afhankelijk van de muzikale context kan een majeur-akkoord bijvoorbeeld toch droevig klinken.
Akkoorden die verminderd, overmatig of toegevoegd zijn
Met bovenstaande majeur- en mineur-akkoorden kom je al een heel eind. Daarnaast zijn er een aantal veel voorkomende
andersoortige akkoorden. Natuurlijk heeft ook elk van deze akkoorden een eigen, specifieke klank.
Akkoordnaam
Bestaat uit
Voorbeeld
Verminderd akkoord
prime • kleine terts • verminderde kwint
C – E♭ – G♭
Overmatig akkoord
prime • grote terts • overmatige kwint
C – E – G♯
Septiemakkoord
een akkoord + grote of kleine septiemtoon
C – E – G – B♭
Sextakkoord
een akkoord + grote of kleine sexttoon
C – E – G – A
Sus twee
prime • grote secunde • kwint
C – D – G
Sus vier
prime • kwart • kwint
C – F – G
Interpreteren van akkoordsymbolen
Akkoordsymbolen lijken af en toe net geheimtaal. Zoals bijna elke taal, is akkoordsymbolen-taal niet altijd logisch, maar
wél praktisch. Aan de hand van de volgende regels in de tabel, kun je akkoordenschema’s zelf grotendeels ontcijferen.
We gebruiken de C als voorbeeld-grondtoon. Dit uit je hoofd leren heeft geen zin, het komt vanzelf in je muzikale systeem
terecht door veel songs te spelen.
Akkoord
Akkoordnaam
Voorbeeld opbouw akkoord
C
majeur akkoord
C – E – G
Cm / Cmin
mineur akkoord
C – E♭ – G
C7
majeur akkoord met kleine septiem
C – E – G – B♭
Cmaj7
majeur akkoord met grote septiem
C – E – G – B
C6
majeur akkoord met grote sext
C – E – G – A
Cadd9
majeur akkoord met grote none
C – E – G – D
C9
majeur akkoord met kleine septiem en grote none
C – E – G – B♭ – D
Cdim / C⁰
verminderd akkoord
C – E♭ – G♭
Cdim7 / C⁰7
verminderd akkoord met verminderde septiem
C – E♭ – G♭ – B♭♭
C+ / Caug
overmatig akkoord
C – E – G♯
Csus2
sus twee akkoord
C – D – G
Csus4
sus vier akkoord
C – F – G
Enkele belangrijke opmerkingen inzake deze akkoordsymbolen:
Zoals al eerder vermeld in de paragraaf hiervoor, speel je de B♭♭ die je hierboven ziet (een dubbel verlaagde
B) in praktijk als een A.
Waarom wordt Cadd9 niet gewoon Cadd2 genoemd? Je voegt de D toe, dus dat is de secunde vanaf C? Ja, maar dat volgt niet de
manier waarop akkoorden worden gebouwd. Er wordt namelijk "gestapeld." Als je al C – E – G hebt (prime – terts –
kwint), ga je niet terug naar de secunde, maar bouw je verder met de volgende intervallen, zoals sext, septiem en none.
Met name in de jazz zie je zelfs toevoegingen met de elfde toon (undecime) en dertiende toon (tredecime).
Akkoordenzoeker (tool)
Deze "Akkoorden zoeker" is een interactief hulpmiddel waarmee je op eenvoudige wijze bij een bepaalde toonladder
de meestvoorkomende akkoorden kunt opzoeken. De akkoorden worden volgens de toontrappen I tot en met VII gepresenteerd.
Voor de theorie omtrent toontrappen en modi verwijzen we naar de websitedelen "Basis muziektheorie" en "Toonladders".
Even wat voorbeelden om het gebruik te verduidelijken:
Voorbeeld 1
Je zoekt de akkoorden die bij de D Majeur toonsoort of toonladder passen. De Grondtoon die je ingeeft is D,
als Modus kies je Ionisch (dat is de standaard Majeur toonladder), als Toonladder
kies je Majeur.
Voorbeeld 2
Je zoekt naar de akkoorden bij een F♯ (of G♭) mineur toonladder. De Grondtoon is dan F♯ of G♭,
De Modus wordt Aeolisch (de standaard Mineur toonladder).
Je kunt eventueel nog kiezen uit een Harmonische mineur of een Melodische mineur toonladder. Kies je niets, dan
krijg je de akkoorden van de standaard mineur toonladder.
Tot slot
Als aanvulling op de theorie van dit website-onderdeel raden we je aan om naar het deel "Programma's & Downloads" te navigeren.
Je vindt daar een grote hoeveelheid online en offline applicaties die je verder helpen met het uitdiepen van de theorie, en je
ondersteunen bij het verder professionaliseren van je muziekkennis en je gitaarspel.