Kerktoonladders
Kerktoonladders zijn belangrijke tonenreeksen die zelfs heden ten dage nog veel in moderne muziek gebruikt worden.
Ook de reeds behandelde majeur en mineur toonladders behoren van origine tot de kerktoonladders. De majeur toonladder is ontleend
aan de ionische kerktoonladder, en de mineur toonladder aan de aeolische kerktoonladder.
Men gebruikte voor kerkmuziek tot omstreeks het jaar 1000 slechts 7 van de 12 tonen, te weten
C D E F G A B.
Uit die tijd stammen de kerktoonladders. Deze toonladders worden uitsluitend op de witte toetsen (van een piano) gespeeld, en
afhankelijk van de toon waarmee je begint, krijg je een bepaalde kerktoonladder.
Naam toonladder | Begintoets | Noten toonladder | Gebruikt in ... |
Ionisch | C | C D E F G A B C | Country & Western, kinderliedjes, pop, jazz |
Dorisch | D | D E F G A B C D | Pop, jazz, (symfonische) rock |
Frygisch | E | E F G A B C D E | Flamenco |
Lydisch | F | F G A B C D E F | Filmmuziek (heeft een wat dreigende klank) |
Mixolydisch | G | G A B C D E F G | Blues, soul, jazz |
Aeolisch | A | A B C D E F G A | Standaard mineur toonladder |
Locrisch | B | B C D E F G A B | Jazz (met verminderde akkoorden) |
Als je alleen de tonen van de witte toetsen gebruikt en als je stelt dat een toonladder alleen maar uit hele en halve
toonafstanden mag bestaan, dan zijn de bovenstaande 7 toonladders de enige mogelijkheden.
Je had dus ook geen toonladderformules nodig. Als men op een bepaalde toon begon, ontstonden deze toonladders vanzelf.
Intervallen en harmonie
Bij veel cursussen muziektheorie is de kwintencirkel een van de eerste zaken die behandeld wordt. Dat is wat merkwaardig,
omdat je al veel moet weten om iets van de kwintencirkel te kunnen begrijpen. We gaan er vanuit dat je in ieder geval het
website-onderdeel "Basis muziektheorie" hebt bestudeerd.
Voor de zekerheid geven we nog de theorie van de webpagina "Akkoordentheorie", het onderdeel "Intervallen en harmonie".
Mocht je dat al bestudeerd hebben, dan kun je deze paragraaf overslaan en direct aan de volgende paragraaf beginnen, die over de
kwintencirkel gaat.
De naamgeving van akkoorden is gebaseerd op de grondnoot of grondtoon van het akkoord. In het Engels
heet deze grondnoot of grondtoon een "root note".
Een D Majeur akkoord (in het engels een "D Major") heeft zijn naam gekregen omdat de grondtoon van het
akkoord een D is. Overigens wordt een D Majeur akkoord ook wel een D Grote Terts genoemd.
Voordat we kunnen uitleggen hoe akkoorden opgebouwd worden en waarom die grondtoon ("root") zo belangrijk is, moeten
we eerst door wat taaie muziektheorie heen, met name om de begrippen prime, terts en kwint te snappen, die extreem belangrijk
zijn bij het bouwen van akkoorden.
Prime, terts en kwint zijn de basisingrediënten van bijna elk akkoord. Een akkoord bestaat uit minimaal drie verschillende tonen
die tegelijk klinken. De begrippen prime, terts en kwint hebben te maken met toonsafstanden, waarbij we, ter herinnering,
noemen dat er in totaal twaalf tonen in de Westerse muziek bestaan, waarvan er zeven stamtonen worden genoemd.
Aan de hand van het piano toetsenbord hiernaast, zien we de 7 stamtonen die we kennen: C, D, E, F, G, A en B (daarna beginnen
we weer met C). Uitgebreide informatie hierover vind je onder de menu optie "Muziekleer", we volstaan hier met te
melden dat er hele stappen tussen twee stamtonen zitten (aangeduid met 1), als er een zwarte toets tussen zit. Als er geen
zwarte toets tussen twee tonen zit, bijvoorbeeld van E naar F en van B naar C, dan is er sprake van een ½ stap.
Op je gitaarhals is iedere fret een ½ stap,dus ga je van een C naar een D, dan zit daar volgens het piano toetsenbord een
C♯/D♭ toon tussen, dus moet je 1 hele stap (C naar C♯/D♭ is ½ stap + C♯/D♭ naar
D is ½ stap), oftewel 2 frets op je gitaar opschuiven.
De illustratie hierboven laat zien op welke manier je de stamtonen vanaf een piano toetsenbord koppelt aan de hals van een
gitaar. We hebben in dit voorbeeld de C toon genomen die op de B snaar, eerste fret, begint. We hadden iedere andere C op de hals
als uitgangspunt kunnen nemen, bijvoorbeeld ook de C toon op de 8
ste fret van de lage E snaar, of de C toon op 3
e fret van
de A snaar.
De 7 stamtonen vanaf het piano toetsenbord naar de gitaarhals zijn met rode lijnen gekoppeld, de tussenliggende halve tonen
zijn door middel van een groene lijn gekoppeld. De blauwe cijferbalk laat zien dat iedere fret exact een ½ stap
verschuiving van een toon is. Even een klein wetenswaardigheidje:
Als je van het begin van de gitaarhals naar boven telt, dus van fret 0 naar fret 22, is iedere halve noot een "is" noot (spreek uit: "ies"), in
het Engels een "sharp". Ga je van fret 22 terug naar fret 0, dan is iedere halve noot een "es", in het
Engels een "flat".
Het notatieteken voor een "is" is ♯
Het notatieteken voor een "bes" is ♭
Soms zie je een teken achter de stamtoon, om aan te duiden dat het geen "is" of een "bes" is, en dat
teken ziet er zó uit: ♮. Dit is de aanduiding voor een natuurlijke toon, in het Engels "natural".
In een tabel ziet dit er als volgt uit (we nemen alle twaalf de tonen, dus de stam- en halve of tussentonen).
Het uitgangspunt is de eerste C die we tegenkomen op de B snaar, net zoals in het voorbeeld hierboven met het koppelen van
het piano toetsenbord aan de frets op de gitaarhals. In de tweede kolom zie je de noot die bij een bepaalde fret op de B snaar
hoort.
De kolommen "Frets →" en "Frets ←" hebben we in de tabel verwerkt zodat je ziet, hoe de toon
op een bepaalde fret genoemd wordt, als je aan het tellen bent van fret 0 (gitaarhals) naar fret 22, of omgekeerd, als je
van fret 22 terugtelt naar 0.
Dus: zit je op fret 5 en tel je terug naar fret 4, dan heet de noot op fret 4 een E♭ (Es), tel je van fret 3 naar
fret 4 (dus omhoog op de hals), dan heet de noot een D♯ (Dis).
Verder is bij iedere noot zowel de Nederlandse als de Engelse schrijfwijze en uitspraak gegeven, waarbij het werken met de notatiesymbolen
♯ en ♭, de voorkeur verdient als je akkoorden gaat opschrijven.
Fret B snaar | Noot | Soort | Frets → | NL | UK | Frets ← | NL | UK |
open snaar | B | stamtoon | niets (of ♮) | B | B (natural) | niets (of ♮) | B (majeur) | B (major) |
1 | C | stamtoon | niets (of ♮) | C | C (natural) | niets (of ♮) | C (majeur) | C (major) |
2 | C♯/D♮ | halve toon | C♯ | Cis | C sharp | D♭ | Des | D flat |
3 | D | stamtoon | niets (of ♮) | D | D (natural) | niets (of ♮) | D (majeur) | D (major) |
4 | D♯/E♭ | halve toon | D♯ | Dis | D sharp | E♭ | Es | E flat |
5 | E | stamtoon | niets (of ♮) | E | E (natural) | niets (of ♮) | E (majeur) | E (major) |
6 | F | stamtoon | niets (of ♮) | F | F (natural) | niets (of ♮) | F (majeur) | F (major) |
7 | F♯/G♭ | halve toon | F♯ | Fis | F sharp | G♭ | Ges | G flat |
8 | G | stamtoon | niets (of ♮) | G | G (natural) | niets (of ♮) | G (majeur) | G (major) |
9 | G♯/A♭ | halve toon | G♯ | Gis | G sharp | A♭ | As | A flat |
10 | A | stamtoon | niets (of ♮) | A | G (natural) | niets (of ♮) | A (majeur) | A (major) |
11 | A♯/B♭ | halve toon | A♯ | Ais | A sharp | B♭ | Bes | B flat |
12 | B | stamtoon | niets (of ♮) | B | B (natural) | niets (of ♮) | B (majeur) | B (major) |
Als je duidelijk is, hoe de logica van je gitaarhals qua noten in elkaar steekt (zie anders nog even bovenstaande afbeeldingen),
dan komen we nu tot de volgende stap in de theorie van het naamgeven van akkoorden.
Tussen twee stamtonen zit natuurlijk een bepaalde toonsafstand. Voor elk zo’n interval hebben we een naam. De afstand tussen
een stamtoon en de eerstvolgende stamtoon heet een secunde (zoals van C naar D, of van E naar F). Ofwel, tel je twee letters,
dan heb je een secunde. De afstand van C naar E is drie letters (C – D – E) en heet een terts. Vier letters is een kwart
(C naar F). Hieronder vind je alle belangrijke intervalnamen, met de Engelse benamingen:
Intervalnaam | UK | Afstand van letter tot letter |
Prime/grondtoon | root | de toon waarop we beginnen (bijvoorbeeld C) |
Secunde | second | eerste naar volgende letter (C – D) |
Terts | third | eerste naar derde letter (C – E) |
Kwart | fourth | eerste naar vierde (C – F) |
Kwint | fifth | eerste naar vijfde (C – G) |
Sext | sixth | eerste naar zesde (C – A) |
Septiem | seventh | eerste naar zevende (C – B) |
Octaaf | octave | eerste naar achtste (C naar eerstvolgende C) |
None | ninth | octaaf + secunde (vanaf C niet naar de eerste D, maar naar de tweede) |
Grote en kleine terts
Net als van C naar E, wordt bijvoorbeeld ook van E naar G een terts genoemd. Je telt immers drie letters (E – F – G).
Hier is iets vreemds mee aan de hand. Want de afstand E – G is kleiner dan de afstand C – E. Kijk naar de afbeelding van
de pianotoetsen en tel de halve tonen. Tussen C en E zitten vier halve tonen, maar tussen E en G drie halve tonen.
Van C naar E (vier halve tonen) noemen we een
grote terts, van E naar G (drie halve tonen) een
kleine terts.
Ook de septiem heeft een grote en kleine variant. De afstand C – B is een septiem (zeven letters), net als de afstand
D – C (zeven letters). Tussen C en B zitten echter elf halve tonen (een
grote septiem), terwijl er tussen
D en C tien zitten (
kleine septiem).
Zo zijn er verder nog de grote en kleine secundes, en grote en kleine sexten. Hieronder meer daarover.
Een belangrijke Opmerking: als je op de C begint en je wilt een kleine septiem maken in plaats van een grote septiem,
maak je van de B een B♭. Het is niet de bedoeling dat je de A verhoogt naar een A♯.
Ja, theoretisch is het dezelfde afstand (tien halve tonen), maar het is erg verwarrend voor de muzikant!
De afstand tussen de letters C – A is namelijk een sext (zes letters), en geen septiem (zeven letters).
Kortom, je telt eerst de letters. Als het nodig is, verhoog of verlaag je daarna de toon om hem "klein" of "groot"
te maken (zonder daarbij van letter te veranderen).
De belangrijkste intervallen
We zetten de belangrijkste intervallen op een rijtje, met de tonen C en A als voorbeeld-grondtonen. En denk eraan: je
telt eerst de letters. Als het nodig is, verhoog of verlaag je daarna de toon om hem groot of klein te maken (zonder
daarbij van letter te veranderen).
Gebruik het pianotoetsenbord of de gitaarhals bovenaan deze paragraaf om het aantal halve tonen te tellen.
Elk van de intervallen heeft een eigen klank. Door er heel veel mee te werken, zul je ze langzaam maar zeker leren herkennen.
Intervalnaam | Letters | Halve tonen | UK | Voorbeelden |
Kleine secunde | twee | één | minor second | C – D♭ / A – B♭ |
Grote secunde | twee | twee | major second | C – D / A – B |
Kleine terts | drie | drie | minor third | C – E♭ / A – C |
Grote terts | drie | vier | major third | C – E / A – C♯ |
(Reine) kwart | vier | vijf | perfect fourth | C – F / A – D |
Verminderde kwint | vijf | zes | diminished fifth | C – Gb / A – E♭ |
(Reine) kwint | vijf | zeven | perfect fifth | C – G / A – E |
Overmatige kwint | vijf | acht | augmented fifth | C – G♯ / A – E♯ |
Kleine sext | zes | acht | minor sixth | C – Ab / A – F |
Grote sext | zes | negen | major sixth | C – A / A – F♯ |
Verminderde septiem | zes | negen | diminished seventh | C – B♭♭ / A – G♭ |
Kleine septiem | zeven | tien | minor seventh | C – B♭ / A – G |
Grote septiem | zeven | elf | major seventh | C – B / A – G♯ |
(Rein) octaaf | acht | twaalf | perfect octave | C – volgende C / A – A |
Belangrijke opmerking: Als je een noot ziet met bijvoorbeeld twee mollen (♭♭), dan is die noot extra verlaagd
met nóg een halve toon. Bij de B♭♭ bijvoorbeeld, zoals je die hierboven in de tabel ziet, speel je
daardoor in de praktijk een A.
Samenhang piano toetsenbord en gitaarhals
We hebben hiervoor al duidelijk gemaakt, dat er een samenhang bestaat tussen een toetsinstrument (piano) en de (elektrische) gitaar.
Kijk nog maar eens naar de theorie over toonladders en toonsoorten hierboven, waarbij we de witte en zwarte toetsen hebben
"vertaald" naar posities op de gitaarhals. Als je zelf muziek gaat componeren, is het handig om voor alle posities op je
gitaar te weten, welke witte en zwarte toetsen op de piano met de gitaarhalsposities corresponderen. Dan weet je zeker dat
je muziek tonaal blijft, en de gitaar en de toetsen prima met elkaar in harmonie-evenwicht zijn. Met tonaal bedoelen we in
dit geval dat er een prettig samenklinkende harmonie en melodie tussen alle instrumenten in een muziekstuk bestaat, binnen
ons Westerse toonsysteem. Daardoor neem je als luisteraar automatisch de structuur van een muziekstuk tot je, en voldoet
het muziekstuk aan je gehoormatige verwachtingen.
Tonale muziek verloopt vaak volgens de regels van de klassieke harmonieleer. Als je daarover meer wilt weten, lees dan
onze website module
MUZIEKTHEORIE |
HARMONIELEER.
Marcel Ellenbroek uit Zwolle (musicus en componist) heeft voor dit soort compositorische vraagstukken een "
positiekaart" ontwikkeld,
die de relatie tussen de pianotoetsen en de gitaarhals duidelijk weergeeft.
Hetzelfde principe kun je voor een 4-snarige basgitaar toepassen. Omdat we voor de basgitaar-module op de website geen
aparte muziektheorie hebben geïntroduceerd (de theorie is immers voor iedere gitaar gelijk), geven we je tevens
de "
positiekaart" voor de basgitaar.
De kwintencirkel
De kwintencirkel is een soort "rekentool" en wordt onder andere gebruikt om te bepalen of een toonladder met
kruizen of mollen genoteerd moet worden, en hoeveel kruizen of mollen er in die toonladder voorkomen.
De kwintencirkel is een opeenvolging van tonen of toonaarden, voorgesteld als een cirkel, waarbij iedere volgende stap op de cirkel
zeven halve noten hoger ligt dan de vorige.
De kwintencirkel gaat dus niet op alfabetische volgorde, de volgende majeur toonladder wordt altijd gevonden door uit de vorige
toonladder de reine kwint (perfect 5
th) noot te pakken, dus in de toonladder van C ga je naar G, vanuit G ga je naar D, etc.
De truc is, als je naar de volgende majeur toonladder in de reine kwint gaat, moet je altijd de 7
e noot van die volgende
toonladder verhogen, en de rest van de verhogingen laten zoals deze zijn. Dan heb je de volgende toonladder te pakken, dus:
Toonladder | Noten | Reine kwint | Nieuwe toonladder | 7e toon verhogen | Noten nieuwe toonladder |
C | C D E F G A B C | G | G | F = F♯ | G A B C D E F♯ G |
G | G A B C D E F♯ G | D | D | C = C♯ | D E F♯ G A B C♯ D |
D | D E F♯ G A B C♯ D | A | A | G = G♯ | A B C♯ D E F♯ G♯ A |
etc.
Vanaf C (de bovenkant van de kwintencirkel)kun je ook tegen de klok in. Hierbij krijgt elke volgende toonladder een mol aan de
sleutel extra. Toonladder F heeft 1 mol. Toonladder B♭ heeft 2 mollen.
Om toonladders rechts van het C majeur akkoord te bepalen, kun je een reine kwart (perfect 4
th) van links naar rechts opzoeken,
of een reine kwint (perfect 5
th), van rechts naar links. We laten dat aan de hand van een voorbeeld zien, waar we vanuit
de C van de bovenkant naar de eerstvolgende toonladder willen, maar dan tegen de klokrichting in.
In de afbeelding hiernaast zie je de toonladder van C. Je ziet beide manieren waarop je kunt bepalen wat de toonladder tegen
op de kwintencirkel, tegen de klokrichting in, zal zijn.
Door vanaf de laatste C in het octaaf een reine kwint (7 halve stappen) terug te tellen, kom je bij de F uit.
Tel je vanaf de eerste C in het octaaf een reine kwart naar rechts (5 halve stappen), dan kom je ook bij de F uit.
Zo kun je weer een tabel maken:
Toonladder | Noten | Reine kwart | Nieuwe toonladder | 7e toon verlagen | Noten nieuwe toonladder |
C | C D E F G A B C | F | F | B = B♭ | F G A B♭ C D E F |
F | F G A B♭ C D E F | B♭ | B♭ | E = E♭ | B♭ C D E♭ F G A B♭ |
B♭ | B♭ C D E♭ F G A B♭ | E♭ | E♭ | A = A♭ | E♭ F G A♭ B♭ C D E♭ |
etc.
Aan de onderkant van de cirkel vindt er een overlapping plaats. Dit noemen we enharmonisch gelijke toonsoorten.
Als je goed kijkt
naar de kwintencirkel hieronder, dan zie je dat aan de buitenkant, met rode letters, de majeur toonladders staan, en aan de
binnenkant van de cirkel, in groene letters, de mineur toonladders.
Bij iedere majeur toonladder staat de parallelle toonladder in mineur, en ongekeerd. C majeur is de parallelle toonladder van A
mineur, en omgekeerd.
Transponeren van toonladders en akkoorden
In muziek wordt de term transponeren of transpositie gebruikt om aan te geven dat een muziekstuk in een nieuwe toonsoort
geschreven wordt. Transponeren komt er in feite op neer dat iedere noot van de originele compositie met hetzelfde aantal halve
tonen of hele tonen wordt verhoogd of verlaagd. Op sommige instrumenten kunnen niet zomaar alle toonladders moeiteloos gespeeld
worden, en dan is het handig een bij het instrument passende toonladder voor de musicus te gebruiken.
Enkele voorbeelden (zie tevens de kwintencirkel uit de vorige paragraaf):
Transponeren van
C naar
C♯/
D♭: alles een halve toon hoger (7 kruisen/5 mollen erbij)
Transponeren van
C naar
D: alles een hele toon hoger (2 kruisen erbij)
Transponeren van
D naar
C: alles een hele toon lager (2 kruisen eraf)
Als je meegekeken hebt via de kwintencirkel, dan zie je hoe gemakkelijk je met de kwintencirkel van de ene naar de andere toonladder
kunt transponeren. Je ziet in één oogopslag wat in de nieuwe toonladder de voortekens (♯ of ♭) moeten
zijn.
Transponeren van akkoorden
Transponeren kan niet alleen met toonladders, maar ook met de akkoorden die tot de toonladder behoren. Daarvoor introduceren we
nu het verschijnsel toontrappen, die je een beetje kunt beschouwen als de "treden" van een toonladder. Als je overigens meer
van (gitaar) akkoorden wilt weten, kijk dan bij de menu opties "Akkoorden theorie" en "Akkoorden diagrammen" van deze website.
Daarvoor kunnen we iedere toon in een toonladder een nummer geven, en wel van 1 tot en met 8. De cijfers die we daarbij gebruiken
zijn romeinse cijfers, zoals van oudsher in de muzieknotatie gebruikelijk is. Laten we eens samenvatten wat we tot nu toe uit de
basis muziek- en toonladdertheorie hebben geleerd:
We zien in deze notenbalk de intervallen zoals we die geleerd hebben, dus prime, secunde, terts, kwart etc. We hebben de noten die
bij de intervallen horen, op de notenbalk geplaatst.
Bij de terts betekent dit bijvoorbeeld, dat de toonsafstand tussen de prime en de
terts 1½ of 2 tonen is, afhankelijk van het feit of er sprake is van een kleine of een grote terts.
Op de notenbalk zie je bij ieder interval de prime (als een C noot aangegeven) en de noot van het interval, in het geval van de terts
de noot op E. Bij de kwint is dat de noot op G, enzovoorts. Dan snap je wat de onderlinge verhouding tussen die noten is.
Onder de notenbalk zie je de toontrappen staan, met Romeinse cijfers en met een bijpassende naam. Het schema van de toontrappen in tabelvorm is
als volgt, waarbij we de toonladder in C als voorbeeld gebruiken:
Noot | Intervalnaam | Toontrap | Toonaanduiding |
C | Prime | I | Tonica |
D | Secunde | ii | Supertonica |
E | Terts | iii | Mediant |
F | Kwart | IV | Subdominant |
G | Kwint | V | Dominant |
A | Sext | vi | Submediant |
B | Septiem | vii | Subtonica |
C | Octaaf | I | Tonica |
Als je goed hebt opgelet, dan heb je gezien dat een aantal Romeinse cijfers in kleine cijfers zijn, de ii, iii, vi en vii.
Dat is niet zonder reden. De kleine cijfers geven aan dit deze noot, als die naar een akkoord wordt omgezet, een mineur akkoord
moet zijn.
Op iedere toon I tot en met vii (I), plaatsen we een akkoord, en wel een drieklank. Dit zijn de basisakkoorden die bij de
toonladder horen. Voor de toonladder in C zijn de basisakkoorden dus als volgt:
I =
C,
ii =
Dm,
iii =
Em,
IV =
F,
V =
G,
vi =
Am,
vii =
Bdim, en tenslotte weer een
C.
Onder een toontrap verstaan we dus het rangcijfer van de toon in die toonladder, maar ook het akkoord wat op deze toon is
geplaatst. Trap IV van de toonladder van C is de F, en het bijbehorende akkoord op trap IV is daarom het F-akkoord.
De onderste toon van een akkoord heet de grondtoon. Meestal gebruiken we de grondtonen als bastoon van een akkoord, dit is de
laagste toon van het akkoord, maar het kan soms ook anders. In de afbeelding hiernaast zie je het C akkoord zoals je dat op de
gitaarhals plaats, de laagste toon van het akkoord is een C, op de 5
e snaar, 3
e fret.
De 6e snaar, de lage E-snaar, speel je niet, er staat in het akkoorddiagram immers een kruis bij deze snaar.
De tonen waaruit het C akkoord voor gitaar is opgebouwd zijn: C, E, G, C en E.
Dat zijn strikt genomen meer tonen dan je in een drieklank nodig hebt. Maar omdat het op de gitaar heel mooi klinkt om de extra
C en E toon in het akkoord te betrekken (het akkoord klinkt dan voller), is het C akkoord iets uitgebreid.
We kunnen in ieder geval stellen dat een majeurakkoord (oftewel een grote drieklank) gevonden wordt op de trappen I, IV en V
van de toonladder.
Een mineurakkoord ofwel een kleine drieklank vinden we op de trappen ii, ii en vi.
De drieklank op trap vii heet verminderde drieklank ("diminished"), omdat deze is opgebouwd uit twee kleine tertsen die
op elkaar worden gestapeld.
Een belangrijke regel uit de muziekgeschiedenis is, dat de dominant graag wil oplossen naar de tonica (in ons toonladder C voorbeeld
van de G naar de C), en de onderdominant wil graag voorafgaan aan de dominant (in ons voorbeeld zou de F voorafgegaan aan de G).
In het voorbeeld van de G naar de C betekent dit, dat de grondtoon van het G akkoord (de G), verandert naar de grondtoon
van het C akkoord (de C).
Een dominanten-ketting is een opeenvolging van akkoorden die telkens de functie van dominant en tonica hebben.
Zo'n dominanten-ketting klinkt erg mooi en maakt eigenlijk de perfecte harmonische verbinding. Maar wanneer we dit te lang
volhouden wordt het erg saai. Daarom klinkt er in diverse muziekstijlen, van klassiek tot pop, heel vaak een klein stukje van
zo'n dominantenketting en dat is bijzonder mooi.
Nu duidelijk is hoe de kwintencirkel en toontrappen in elkaar steken, is het niet zo moeilijk meer om akkoorden te transponeren.
De eerste belangrijke stap is het achterhalen van de oorspronkelijke toonsoort van de song die je wilt transponeren. Veel muziekstukken
beginnen en eindigen op het akkoord van de gebruikte toonladder, zij het dat daarop nogal eens enige uitzonderingen zijn.
Enkele voorbeelden:
Als de akkoordprogressie van een song is
C F G, dan is de toonsoort
C
Een song met de akkoordprogressie
G Em Bm D zal naar alle waarschijnlijkheid in de toonsoort
G staan
Een song met de akkoorden
F B♭ C, zal in
F staan.
Transponeren met toontrappen en de kwintencirkel
Stel dat we een akkoordenprogressie in de C toonladder hebben, dat er als volgt uitziet:
C F Am G.
Uitgaande van diezelfde toonladder in C, gaan we nu de Romeinse cijfers (de toontrappen), bij de akkoorden plaatsen.
C | Dm | Em | F | G | Am | Bdim | C |
I | ii | iii | IV | V | vi | vii | I |
We vullen het akkoordenschema met de toontrappen aan, omdat het dan gemakkelijker wordt de akkoordenprogressie om te zetten
naar een andere toonsoort. We hebben de akkoorden C, F, Am en G, met de toontrappen erbij hebben we dan:
We gaan nu de akkoordprogressie uit de toonsoort C (
C F Am G)
omzetten naar D. We weten dat de progressie
I IV vi V is.
We moeten nu uitzoeken welke akkoorden er in de D toonladder zitten.
Volgens de kwintencirkel horen er twee verhogingen (♯) in de toonladder van D, te weten een Cis (C♯) en een Fis (♯).
De volgende stap is dan het uitschrijven van de complete D toonladder, als volgt:
D | Em | F♯m | G | A | Bm | C♯dim | C |
I | ii | iii | IV | V | vi | vii | I |
Pakken we nu dezelfde akkoordprogressie uit de D toonladder, die we in de C toonladder hebben gebruikt
(
I IV vi V), dan hebben we de getransponeerde akkoordprogressie in
de D toonladder gevonden.
Transponeren door ½ stappen te tellen
Zelfs zonder een gedegen kennis van muziektheorie, is het met behulp van het "tellen" van de noten in een toonladder,
mogelijk om naar een andere toonladder te switchen. Stel dat we van de C toonladder naar de G toonladder willen transponeren, en we
hebben de akkoordprogressie
C F G in de
C toonladder.
Schrijf de C toonladder uit met al zijn halve stappen, en zoals je weet, is iedere fret op de gitaarhals een ½ stap. Dat
ziet er als volgt uit:
Als je van de toonsoort C naar de toonsoort G wilt, begin je te tellen. Je ziet in de afbeelding hierboven dat er 7 halve stappen
zijn van C naar G, als volgt:
C naar
C♯ = ½ stap = 1 fret
C♯ naar
D = ½ stap = 1 fret
D naar
D♯ = ½ stap = 1 fret
D♯ naar
E = ½ stap = 1 fret
E naar
F = ½ stap = 1 fret
F naar
F♯ = ½ stap = 1 fret
F♯ naar
G = ½ stap = 1 fret
Om dus van het akkoord
C naar
G te gaan, hebben we 7 stappen nodig.
Als we het F akkoord willen transponeren moeten we weer 7 halve stappen tellen vanaf
F, en dan kom je uit bij
C (F F♯ G G♯ A A♯ B C).
Als we het G akkoord willen transponeren moeten we weer 7 halve stappen tellen vanaf
G, en is het getransponeerde akkoord een
D (G G♯ A A♯ B C C♯ D).
En daarmee is de akkoordenprogressie uit
C F G uit de toonladder C omgezet naar de akkoordenprogressie
G C D
uit de toonladder G, en is het transponeren succesvol afgesloten.
Transponeren met een Capo
Eerst willen we het gebruik van Barré akkoorden aanstippen, waarvoor we verwijzen naar het website onderdeel "Akkoorden theorie".
Barré akkoorden zijn vaak lastig te spelen, maar ze geven de gitarist bijna onbeperkte mogelijkheden om heel snel van akkoorden in
de ene toonladder, naar akkoorden in de andere toonladder te switchen. Een Barré akkoord in F wordt simpelweg een Barré akkoord
in G door 1 hele stap (= 2 fretten) op de gitaarhals naar boven te schuiven.
De snelle en eenvoudige oplossing is, zeker als je Barré akkoorden lastig vindt spelen, het gebruik maken van een Capo, ook wel
Capotasto genoemd (Capotasto betekent oorspronkelijk topkam). Een Capo is een klem die je op je gitaar kunt zetten om de snaren
hoger te laten klinken. Je verplaatst als het ware de topkam, wat de naam verklaart.
Als je de Capo bijvoorbeeld bevestigt bij de tweede fret, dan maak je daarmee de snaren eigenlijk korter en klinken alle snaren
een hele toon (2 fretten = 2 ½ stappen = 1 hele toon) hoger.
Als je de akkoordenprogressie
G C D als uitgangspunt neemt, en je zou de akkoordenprogressie in A willen spelen,
dan zou je de grondtoon G twee ½ stappen moeten opschuiven op de gitaarhals, om het akkoord in A te spelen (G G♯ A).
Wat je simpelweg doet is je Barré vinger (de wijsvinger) vervangen door een Capo. Dat geeft je als gitarist de mogelijkheid
om de moeilijke Barré akkoorden te omzeilen, en het geeft je meer vrijheid om ingewikkelder akkoorden te zetten, omdat je de
wijsvinger niet meer nodig hebt om alle snaren op de tweede fret in te drukken.
In ons voorbeeld speel je, met Capo, dus nog steeds een G akkoord, maar doordat de Capo om de tweede fret is geklemd, is het G akkoord
nu een A akkoord geworden. Hetzelfde geldt voor het C akkoord, dat klinkt nu als een D akkoord (C C♯ D), en het D akkoord klinkt nu
als een E akkoord (D D♯ E).
Het grappige is, dat je de nieuwe akkoorden ook weer zonder Capo kunt spelen, en dan op de oorspronkelijke manier, dus vanaf
de 0 positie, de open snaren positie:
De akkoorden A, D en E klinken dan een octaaf lager, maar hebben precies dezelfde klankkleur als dezelfde akkoorden A, D en E, die met een Capo
op de tweede fret worden gespeeld.
Transponeer-tabellen
Als het qua theorie allemaal wat teveel voor je wordt, dan kun je wellicht onderstaande tabellen gebruiken. We laten daarin alle
majeur en mineur toonladders de revue passeren, zodat je in één oogopslag kunt zien welke noten er in een
toonladder zitten, en op welke toontrap. We hebben er ook bij aangegeven of het een majeur of een mineur akkoord is, dat je op
een bepaalde noot moet spelen. De eenvoudigste manier om te transponeren!
Wel is het belangrijk dat je weet, dat er een verschil zit tussen de majeur en de mineur toonladders, wanneer je majeur of mineur
akkoorden moet gebruiken. Tussen de majeur en mineur toonladders zit ook een verschil in de schrijfwijze van grote en kleine Romeinse
cijfers. In het onderstaande overzicht zie je de afwijkende Romeinse cijfers, een klein geschreven Romeins cijfer geeft aan dat er
een mineur akkoord gespeeld moet worden, een groot Romeins cijfer dat er een majeur akkoord van toepassing is.
In een simpel overzicht is dit als volgt samen te vatten:
| Toontrappen |
Toonladder | No. 1 | No. 2 | No. 3 | No. 4 | No. 5 | No. 6 | No. 7 | No. 8 |
Majeur | I | ii | iii | IV | V | vi | vii | I |
soort akkoord | Majeur | Mineur | Mineur | Majeur | Majeur | Mineur | Mineur | Majeur |
Mineur | i | ii | III | iv | v | VI | VII | i |
soort akkoord | Mineur | Mineur | Majeur | Mineur | Mineur | Majeur | Majeur | Mineur |
Een voorbeeld voor majeur akkoorden. Stel dat je een muziekstuk schrijft in (of transponeert naar) F majeur, dan zijn de in deze
toonladder voorkomende noten:
F G A B♭ C D E F.
Dat kun je opzoeken in onderstaande tabel met majeur toonladders.
Ga je nu de akkoorden bij deze toonladder maken, dan moeten deze akkoorden respectievelijk zijn:
F Gm Am B♭ C Dm Em F, zie de Romeinse cijfers bij de toontrappen.
Een voorbeeld met een mineur toonladder, stel C mineur, een toonladder met de noten:
C D E♭ F G A♭ B♭ C. Ook dat
kun je opzoeken in de onderstaande tabel met mineur toonladders.
Als je akkoorden bij deze mineur toonladder gaat maken, zie je dat de Romeinse cijfers afwijken van die bij de majeur toonladder,
er komen dus op andere plaatsen mineur en majeur akkoorden, als volgt:
Cm Dm E♭ Fm Gm A♭ B♭ Cm.
Majeur toonladders |
| Toontrap ➤ | I | ii | iii | IV | V | vi | vii | I |
Toonladder | Akkoord ➤ | Majeur | Mineur | Mineur | Majeur | Majeur | Mineur | Mineur | Majeur |
C | | C | D | E | F | G | A | B | C |
G | 1 x ♯ | G | A | B | C | D | E | F♯ | G |
D | 2 x ♯ | D | E | F♯ | G | A | B | C♯ | D |
A | 3 x ♯ | A | B | C♯ | D | E | F♯ | G♯ | A |
E | 4 x ♯ | E | F♯ | G♯ | A | B | C♯ | D♯ | E |
F | 1 x ♭ | F | G | A | B♭ | C | D | E | F |
B♭ | 2 x ♭ | B♭ | C | D | E♭ | F | G | A | B♭ |
E♭ | 3 x ♭ | E♭ | F | G | A♭ | B♭ | C | D | E♭ |
Mineur toonladders |
| Toontrap ➤ | i | ii | III | iv | v | VI | VII | i |
Toonladder | Akkoord ➤ | Mineur | Mineur | Majeur | Mineur | Mineur | Majeur | Majeur | Mineur |
Am | | A | B | C | D | E | F | G | A |
Em | 1 x ♯ | E | F♯ | G | A | B | C | D | E |
Bm | 2 x ♯ | B | C♯ | D | E | F♯ | G | A | B |
F♯m | 3 x ♯ | F♯ | G♯ | A | B | C♯ | D | E | F♯ |
Dm | 1 x ♭ | D | E | F | G | A | B♭ | C | D |
Gm | 2 x ♭ | G | A | B♭ | C | D | E♭ | F | G |
Cm | 3 x ♭ | C | D | E♭ | F | G | A♭ | B♭ | C |
Tot slot
Als aanvulling op de theorie van dit website-onderdeel raden we je aan om naar het deel "Programma's & Downloads" te navigeren.
Je vindt daar een grote hoeveelheid online en offline applicaties die je verder helpen met het uitdiepen van de theorie, en je
ondersteunen bij het verder professionaliseren van je muziekkennis en je gitaarspel.
bronnen: Das Groβe Buch der klassischen Gitarre (Humbach), Gitarre Spielen leicht gemacht (Freeth), Leerboek voor Beginners/Mijn Gitaar
(Segovia & Mendoza), Bax Music Blog, pianowebsite.nl, muziektheorievoorbeginners.nl, pianovid.com, Popschool Maastricht